4e zondag door het jaar:
Deuteronomium 18: 15-20; Markus 1: 21-28
Het lijkt of Markus in zijn geschrift dat we kennen als het Evangelie van Jezus vol-gens Markus zich aan het haasten is. Wij zijn nog steeds bij het eerste hoofdstuk en vandaag hebben we al te maken met twee onderwerpen over wat Jezus aan het doen is: hij preekt in de synagoge en stuurt een onreine geest weg. Dat laatste is natuurlijk wel erg spectaculair voor ons, maar schijnbaar niet voor de mensen in de synagoge, want er wordt verder niet over gesproken. In plaats daarvan wijst Markus ons op het onderwijs van Jezus. Dat wegsturen van die onreine geest lijkt alleen zijn gezag te onderstrepen. Dat gezag maakte indruk op de aanwezige mensen, want ze waren verbaasd of zelfs verbijsterd over zijn leer, want het was een leer met gezag en hij onderwees als iemand met gezag en niet als de Schriftgeleerden.
In Deuteronomium is aan Mozes beloofd, dat er een profeet --zoals hij door God ge-roepen zou worden en-- dat het volk naar hem moest luisteren. God hield zijn belofte en onthulde door profeten zijn wil en zijn aanwezigheid bij de mensen. De profeten die voor Jezus kwamen, spraken in Gods naam, maar Jezus spreekt vanuit zijn eigen gezag: "Ik zeg u..." De leerlingen kwamen daar duidelijk achter na de verrijzenis van Jezus, want dat betekende dat Hij zelfs groter was dan Mozes, of een van de profe-ten. Hij was niet alleen de stem van God, Hij was de aanwezigheid van God in hun midden. Jezus aanwezigheid zou zelfs na zijn dood niet weggenomen worden. Zijn opstanding zou de ogen van de leerlingen openen voor wie Hij was en wie Hij voor hen zou blijven. Ze zouden zich Zijn woorden herinneren, gesproken met gezag en ondersteund door krachtige tekenen en ze zouden blijven vertrouwen in Zijn voortdu-rende aanwezigheid bij hen toen zij uitgingen om Zijn woord te verkondigen.
Om terug te gaan naar de lezing van vandaag: de aanwezigen in de synagoge waren verbaasd omdat Jezus niet vertrouwde op het gezag van een ander als Hij on-derwees, zoals de Schriftgeleerden dat deden, maar sprak als iemand die zelf gezag had. Hoe zouden de mensen kunnen weten dat Jezus alle recht had om te spreken op zijn eigen gezag? Om aan te tonen dat hij dat kon, verdreef hij een Boze geest. Door dat mee te maken konden de mensen vertrouwen in wat hij onderwees.
Daarvoor had Johannes de Doper al beloofd dat iemand die sterker
was dan hij zou komen. Het verhaal dat we vandaag hoorden en
eigenlijk heel het Evangelie volgens Markus was de vervulling van
Johannes’ belofte. Jezus was in een wereld gekomen waar het kwaad
de overhand leek te hebben en alle mensen waren hulpeloos tegen
een dergelijke macht zoals de bezeten man in de synagoge. Het
kwaad werkte de goede bedoelingen van God met mensen tegen. Er was
een machtig iemand nodig die de machten van het kwaad kon
bedwingen. Jezus komt op het toneel en zoals