PREKEN VAN DE
DOMINICAANSE GEMEENSCHAP TE HUISSEN: Advent 2005 (A)
1e
zondag van de advent: Jesaja63,16b-64,8; Marcus 13,33-37
|
2005,
Theo Koster OP |
De
eerste lezing speelt kort na de ballingschap.
Zij die
verbannen waren keren terug in Jerusalem dat in puin ligt. Daar stoten
zij op een vijandige houding van hen, die niet werden afgevoerd.
Kortom: verwarring en angst alom. We hoorden in deze situatie het grote
verlangen klinken naar God: "Scheurde u maar de hemel open om af te
dalen!" Daarin hoor ik dat die "u" geen god is van horen zeggen,
maar iemand die ervaren is als een betrouwbare. Als u zou afdalen zou
aan onze verwarring en angst een einde komen. Maar hebt u reden om af
te dalen? Wij hebben er zelf een zooitje van gemaakt, hebben u
vergeten. We hebben geleefd alsof u niet bestond. Gek is het dan niet
dat u ons hebt over-geleverd aan ons eigen wangedrag, met andere
woorden: dat God ons heeft losgelaten.
En dan komt er een ander geluid naar boven, als die term 'loslaten'
valt. Hebben wij, het joodse volk, niet vele malen aan den lijve
ervaren, dat God niet in staat is, het niet over haar hart kan
verkrijgen om de eigen kinderen te laten vallen? Wij herinneren ons
dat, en brengen het ook God in herin-nering. God wordt dan ineens met
'vader' aangesproken. Dit gebeurt hoogst zelden in het Oude Testament.
En Jesaja gaat nog verder, door als enige in het O.T. in de situatie
waarin zij nu zitten God met "onze vader" aan te spreken. "Zie ons aan:
wij zijn toch uw volk?", zo eindigt hij.
In een situatie van grote angst en verwarring spreekt Jesaja zijne
gevoelens uit, zodat deze verwarring en angst niet met hem op de loop
gaan en er ruimte ontstaat, voor wat diep in zijn wezen naast angst ook
aanwezig is: vertrouwen, vetrou-wen in en op God. Jesaja's vertrouwen
in God is geen blinde-lings vertrouwen, zoals een kind vanzelfsprekend
gelooft in Sinterklaas. Nee, hij heeft in zijn leven de goedheid van
God aan den lijve ervaren, en daarop doet hij nu een beroep, want
één ding is duidelijk: enkel de goedheid en trouw
van God is groot genoeg, om het verdeelde en gekwetste Israël
te helen, weer gaaf te maken.
Ook wij leven in een tijd van verwarring en angst. Zorg en angst is er
in onze samenleving over ons milieu, en de klimaatsverandering. Vrouwen
en kinderen mijden bepaalde plaatsen, zeker als het donker is, vanwege
risico's te worden lastig gevallen, beroofd of aangerand. Het
voortdurende geweld in Irak, Afghanistan, Israël, de bezette
gebieden maakt wanhopig. Voor het werk afgekeurde mensen blijken bij
een herkeuring opeens weer geschikt voor werk, terwijl het gros van de
werknemers hen niet wil. Dat doet pijn, schept verwarring, maakt nog te
keuren mensen bang. Nederland is veelkleurig en multireligieus
geworden. Wij genieten niet van deze rijkdom en zijn bang voor elkaar.
We dachten elkaar te kennen, maar nu het geweld ook in Neder-land
toesloeg door de moord op van Gogh en het in brand steken van
moskeeën, groeit tussen moslims en andere Nederlanders de
angst voor elkaar i.p.v. vertrouwen. Niet enkel in de
samenleving, ook in de kerk
groeit
onverdraag-zaamheid en verharding van standpunten. Dinsdag verschijnt
een document over het niet
|
toelaten
van homoseksuele mannen tot het
priesterambt.Toen eerder Kruispunt TV hieraan aandacht besteedde was de
reactie van enkelen van jullie: ik schaam me diep voor wat ik hoorde,
voor mijn eigen kerk.
Ook wij moeten leren onze angsten, verwarring, schaamte onder ogen te
zien, opdat we niet in paniek handelen, maar in ons zelf ruimte
ontstaat, waarin het vertrouwen, dat ook in elk van ons steekt, kan
opborrelen. Er is reden te denken, dat God deze wereld aan haar lot
heeft overgelaten, maar met dat ik dit zeg komt ook in mij boven: dat
kan niet; God laat mensen, en dus ook ons niet vallen.
Dit brengt me bij het evangelie, bij Jezus. De beelden die hij gebruikt
om ons tot waakzaamheid op te roepen, maken duidelijk, dat ik niet
angstig of vergenoegd achterover kan leunen. God is geen tovenaar die
plotseling ingrijpt als ik mij niet meer kan redden. Wie God dan wel is
weet niemand van ons; over God valt geen zinnig woord te zeggen. Toch
duidt Jezus dit mysterie van ons leven steevast aan met de woorden:
onze vader. Daarmee zegt hij meer over zichzelf, zijn relatie met dit
mysterie dan over God zelf. Ook Jezus heeft geen greep op God, kan God
niet begrijpen. Daartoe heeft hij ook geen pogingen ondernomen. Hij
moest het doen waarmee wij het moeten doen: vertrouwen. Dit vertrouwen
hoor ik, voel ik telkens als ik in navolging van Jezus bid tot onze
vader. Vanuit dit vertrouwen handelde Jezus, en hij deed dat zo
consequent, dat mensen in zijn optreden God in deze wereld zagen
oplichten. Niet ieder zag dat, enkel mensen die niets hadden om zich
achter te verbergen, e mensen die zich niet wilden verbergen maar open
stonden voor wat komt, zals kinderen ons dat elke dag nog leren:
openstaan, ontvankelijk zijn, aandachtig voor alles, wat om hen heen
gebeurt
Wees waakzaam hoor ik Jezus drie maal in dit kleine stukje evangelie
zeggen. Wil dit zeggen, dat wij niet meer aan slaap toekomen? Nee,
ieder mens moet doen wat hem is opgedragen, doen dus wat in je vermogen
ligt om onze wereld te vermenselijken, en daarbij hoort ook slapen.
Zorg echter, bij alles wat je doet, dat je jouw contact met het
vertrouwen in God niet verliest. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Zeker in situaties van angst en verwarring is de verleiding groot in
paniek te raken, je vast te klampen aan zekerheden, macht, aan wat
politici of kerkelijke leiders zeggen. Een kind kan dat niet, doet dat
niet, is kwetsbaar en makkelijk te gebruiken. Het is dan ook
verbazingwekkend, dat juist in een kind God ons haar gezicht liet zien.
Wij zijn geen kinderen meer, althans de meeste van ons. Wij denken
onszelf te kunnen redden of raken in paniek. In beide situaties hebben
we elkaar nodig, om in elkaars aanwezigheid het vertrouwen dat in je
steekt opnieuw te wekken, zodat je weer open gaat, ontvankelijk wordt,
waakzaam bent. Dit is wat kerk mij en jullie te bieden heeft, wat we
hier intens en soms minder intens elke zondag vieren. Geniet ervan door
te lachen, te huilen, mens te zijn zonder enige pretentie, en ervaar
dat het helen, Gods heil al naar je toekomt
|
2e
zondag van de advent: Jesaja 40,1-11;Marcus 1,1-18
|
2005,
Antoon Boks OP |
Wie
van ons is als Jesaja, als Johannes de Doper?
Wat een gekke vraag. Niemand natuurlijk! Zij waren profeten. Maar dan
niet in de betekenis, die we er soms aan geven. Ze vertelden niets over
de toekomst. Het waren geen voorspellers. Ze keken naar het verleden en
vertelden de mensen, wat ze moesten doen in het heden… dan
zou de toekomst goed worden.
Dan hoop ik eigenlijk maar, dat ieder van ons een profeet is.
Kijk naar het verleden, zeg net wat de andere mensen moeten doen, maar
zeg tegen jezelf, wat ik iedere dag kan doen. Dan zal de toekomst goed
zijn.
Wees realist. De vrede van God is te bereiken, als ieder van ons mee
werkt. Dan wordt het door onze werkzaamheden ook een vrede voor mensen.
Dat is geen vrome wens, dat kan keiharde werkelijkheid worden, als we
doen als Jesaja en Johannes om er maar twee te noemen, want er waren en
er zijn verschrikkelijk veel mensen, die dat ook werkelijkheid maken.
Zo vaak wordt vrede en verlossing werkelijkheid door mensen zoals wij.
We worden uitgenodigd om de ogen te openen en te waken, om wakker te
blijven om een diepe werkelijkheid te ontdekken: God heeft ieder van
ons geroepen om deel te nemen aan het leven van zijn zoon en wij zijn
geroepen om de verlossing van God nu al aan de wereld duidelijk te
maken.
De weg die we moeten gaan is die van de vrede, barmhartigheid en trouw,
want wij allemaal verwachten in vertrouwen op de Heer een nieuwe hemel
en een nieuwe aarde, daar werken we voor om gerechtigheid te laten
wonen bij ons thuis.
Wij Christenen blijven hopen en vertrouwen op de Heer en we willen met
zijn komst bespoedigen, dat er weer of voor de eerste keer een hemel op
aarde komt. We weten allemaal heel duidelijk, dat de komst van Jezus,
van zijn koninkrijk veel belangrijker is dan het vieren van een
verjaardag, want het gaat om het laten komen van die nieuwe wereld en
dan komt die nieuwe hemel er vanzelf.
Jesaja en de Doper, maar ook iedere predikant vraagt ons om gevoelig te
zijn voor het ontdekken van wie komen gaat en wat Hij meebrengt. O nee
het gebeurt niet als met Sinterklaas, of juist wel, maar dan zoals wij,
grote mensen, weten hoe het gebeurt. Sinterklaas is geen vreemdeling,
hij is niet verdwaald. En wij, grote mensen, weten allemaal, dat dit
niet alleen geldt voor Sinterklaas, maar voor al die goedheilige
mensen, die er in het verleden en het heden rond liepen en lopen op
aarde. In het leven van ons wordt ook de noodzaak
verondersteld om attent te
zijn en te kijken naar de geschiedenis om de sporen van God te vinden,
maar
|
ook
te ontdekken waar Hij afwezig is en zijn wegen te zoeken. De
levensstijl van profeten, heiligen en van ons Christenen, onze manier
van leven laat ons zien dat het niet gemakkelijk is om tekens van de
hemel te ontdekken. Laten we dan zoeken naar tekens van de aarde. We
kunnen God ontmoeten als we interesse hebben om ruimte te scheppen, om
onder te duiken in de diepte van onszelf zonder vrees voor de stilte,
om de open confrontatie aan te gaan met het woord van God, met het
leven van Jezus, die ons helpt om dat allemaal te begrijpen. Het is
mogelijk ons voor te doen als gelovigen van die werkelijkheid, die in
ons woont en ons overtreft; dan moeten we ons en de mensen naast ons
zoeken en bereid zijn om ja te zeggen tegen het zoeken naar goedheid in
de wereld. Die is er, maar we moeten die ontdekken.
Het duidelijkste voorbeeld toont Jezus ons, die mens werd.
Menselijkerwijs gesproken was dat wel een paar stapjes terug. Op
diezelfde manier probeerde de Doper niet te werken aan volgelingen,
maar zond hij hen naar die achter hem aankwam
Het is moeilijk om de werkelijkheid van God te ontdekken die aan
anderen aan te wijzen door vrij baan te scheppen zonder ons om te
vormen in voorvechters en soms struikelblokken. We moeten mensen zijn,
die niet alleen wegwijzers, maar ook wegbereiders zijn voor verlossing
van alle mensen door Jezus.
We moeten de weg vrijmaken voor vrede en gerechtigheid.
Hoe vaak zeggen we niet dat het een schande is dat onze wereldse
maatschappij de vloer aanveegt met onze godsdienstige waarden, maar
laten we dan ook duidelijk maken wat ons leven beweegt en ook rustig
kijken naar zoveel mensen die leven in solidariteit met de meest
verlaten mensen, vaak zonder een credo, zonder dat ze denken aan een
hiernamaals. Er zijn zoveel vrijwilligers binnen en buiten de kerk, die
proberen samen te werken en mensen te troosten, nabij zijn aan mensen,
die lijden van welke ramp dan ook en dat laten zien in het leven van
elke dag.
Wie weet, zijn wij wel dat legioen van mensen, die niet op de eerste
plaats praten over godsdienst maar die toch een weg in de woestijn
banen, de paden recht maken.
Mogen wij, gelovigen en ongelovigen, in staat zijn om te ontdekken dat
we samen bezig zijn aan een nieuwe wereld. Mogen wij uitdragen, dat
"onze God hier is".
God is er als wij om ons heen ruimte scheppen voor liefelijkheid,
begrip, barmhartigheid. God is er als gerechtigheid en vrede elkaar
omhelzen.
Dat wens ik u allen toe. Amen.
|
3e
zondag van de advent:Jesaja 61,1-11; Johannes 1,6-8+19-28
|
2005,
Henk Jongerius OP |
Het
is een wonderlijk gesprek dat daar plaats
vindt aan
de overzijde van de Jordaan! Tot driemaal toe zegt Johannes wie hij
niet is! Hij geeft daarmee te kennen dat het niet om zijn persoon gaat
maar om het licht waarvan hij kwam getuigen. Hij noemt zichzelf een
'stem' en dat brengt ons terug bij het begin van de Bijbel waar het
evangelie van Johannes naar verwijst als wij lezen: 'Sinds het begin is
er het spreken, ja God zelf is dat spreken'.
Als je dat met eigen woorden zou moeten zeggen, dan betekent het dat
het eerste woord aan de Eeuwige is, die zichzelf uitspreekt en aan
mensen te kennen geeft. God zoekt de mensen tot op vandaag!
Als Johannes zich 'een stem' noemt dan verwijst hij naar dat spreken
van de Eeuwige waarvan hij de getuige is! Hij roept opnieuw wakker wat
er over de Eeuwige is gezegd door profeten. Zij hebben door de eeuwen
heen gesproken over Gods trouw aan mensen, over zijn beloftevolle Naam
die altijd weer licht ontstoken heeft waar duisternis en chaos was. De
God die sprak 'er zij 'licht' heeft in mensen vanouds de verwachting
gewekt van een nieuwe aarde waar gerechtigheid heerst, waar geslagen
harten troost vinden en er bevrijding komt voor allen die vastgeketend
zijn .
Ook de plaats waar de Voorloper over zichzelf getuigt is van belang.
Die plaats roept de herinnering op aan de grote bevrijding die het volk
onder Mozes heeft beleefd, toen zij uit de onderdrukking van farao weg
zijn getrokken en de vrijheid van een nieuw land tegemoet zijn gegaan.
|
Wanneer
de Eeuwige mensen roept is dat om hen tot bevrijde mensen te
maken die leven in het licht en getekend worden door gerechtigheid. De
woorden die Jezus tot ons zal spreken zullen ons doordringen van zijn
gezindheid en dopen in zijn Geest.
Wanneer Johannes tenslotte zegt dat 'midden onder u Hij staat die gij
niet kent', dan roept hij zijn toehoorders van toen en ook ons nu op om
opnieuw te gaan horen naar die stem, de roepstem van God die ons tot
een nieuw leven uitnodigt. Hij zegt het op een plaats die Betanie heet
hetwelk betekent het 'huis van de arme', want juist in arme en niet
door ons geachte mensen - daar waar wij het niet verwachten - , wordt
die stem gehoord. In die stem klinkt mee het oeroude visioen van een
goede aarde voor mensen van Gods welbehagen.
Laten wij arm van geest worden en ons openen voor die stem, voor de
aloude verhalen die vertellen van Gods omgang met de mensen! Laten wij
opnieuw opengaan voor de woorden van de rabbi uit Nazareth aan wie wij
mogen horen en zien hoe de mens naar Gods hart er uitziet. Wij zullen
er mensen door worden die licht verspreiden en anderen een plaats geven
onder de zon. Wij zullen woorden tot elkaar spreken die de
gevangenissen, het isolement en de eenzaamheid waarin mensen terecht
zijn gekomen, weer openen. En waar ogen weer open gaan, verlamden weer
kunnen lopen en mensen herders worden voor elkaar, zullen wij diepe
vreugde in ons dragen omdat wij in vrijheid leven met en voor elkaar en
zo langzaam maar zeker de nieuwe aarde gestalte zien krijgen! God moge
ons allen die blijdschap geven.
|
4e
zondag van de advent: 2Samuel 7,1-16; Lucas 1,26-38
|
2005,
Ernst Marijnissen OP |
Wachten
op God. Dat is het beeld, dat het eerste
deel
van de evangelielezing oproept. Zo hebben vele kunstenaars en mensen,
die nadenken over Maria, haar getekend: een zittende of knielende jonge
vrouw; de handen gevouwen of opengelegd om te ontvangen. Zij wacht niet
zo maar. Het is een actief verwachten, want de Schriften liggen open,
heel dikwijls op haar schoot. Zij hoort vol aandacht en probeert te
verstaan. Alles is geordend voor een scheppend gebeuren: het neerdalen
van de Geest.
Nog een ander beeld dient zich aan. Ik zie de jonge kerk lang geleden
en bij haar prille begin in Jeruzalem bijeen. Ze leest de Schriften, er
wordt samen over gesproken, ze zingt en bidt. Ze wacht op God. Dan
daalt de Geest neer als een vuur. Harten worden in gloed gezet, mensen
worden als door een hevige wind van stof ontdaan, verfrist en in een
nieuw vel gestoken. Het Woord, dat zij hoorden in lezen en mediteren,
kan geschieden, dat wil zeggen werkelijkheid gaan worden in het leven
van elke dag. Dat Woord zet hen aan tot daden, die heil, dat wil zeggen
heling of genezing brengen.
Als de Eeuwige het huis van een nieuwe wereld bouwt, gaat dat gepaard
met een actief wachten. David was te snel. Hij was wel actief maar kon
niet wachten. Hij wilde snel een tempel in elkaar timmeren om zijn
schuldgevoel het zwijgen op te leggen, want hijzelf woonde immers in
een fraai huis, terwijl God, die hem zo gezegend had, in een tent
verbleef. Zo zag hij dat tenminste. De profeet helpt hem, aangespoord
door een Woord van de Levende, uit de droom. Als je over de toekomst,
het huis bouwen en het wonen van God spreekt, moet je van goede huize
komen, wil je daarbij een rol mogen en kunnen spelen. De profeet laat
David weten, dat de Levende zijn huis -dat is een gemeenschap van
levende mensen- zal zegenen en tot aanzien brengen. Als die gemeenschap
zich het Woord van God blijft herinneren en ernaar leeft, zal dat huis
zegen ontvangen, want het wordt tot het huis van God. Dat kost tijd,
veel tijd. Dat huis is namelijk zó onvoorstelbaar anders,
dat we ons maar over de kop zouden jagen ingeval we gaan denken, dat
wíj de bouw ervan vaststellen.
Wachten op God: zo kun je het komen en het tot stand brengen van een
samenleving karakteriseren, welke voor alle mensen leefbaar en
genietbaar is. Deze staat haaks op de wereld, die wij kennen. In onze
dagen is het beeld van een wachtende, mediterende en luisterende Maria
niet erg populair. Actief wachten is achterhaald en economisch een luxe
aangelegenheid voor middeleeuws en nog verder terug denkenden geesten.
We hebben er zelfs geen oog meer voor, dat het wachten van Maria
vervuld was van zorg voor de groeiende vrucht in haar schoot. We hebben
geen tijd meer om ons te realiseren, dat onder die vele afbeeldingen,
waarover ik het had, de Schrift op haar schoot ligt te rusten bovenop
de vrucht en het wassende leven van de toekomst. De wereld, waarin
wíj leven, is eerder een gestaag wassende benauwenis.
|
We
hebben er zelfs geen oog meer voor, dat het
wachten
van Maria vervuld was van zorg voor de groeiende vrucht in haar schoot.
We hebben geen tijd meer om ons te realiseren, dat onder die vele
afbeeldingen, waarover ik het had, de Schrift op haar schoot ligt te
rusten bovenop de vrucht en het wassende leven van de toekomst. De
wereld, waarin wíj leven, is eerder een gestaag wassende
benauwenis. Kunnen wij nog wel wachten? Als ik rondzie in de wereld van
vandaag wijzen vele verschijnselen op heel iets anders. We zijn zo
gehaast en alles moet snel en steeds sneller, dat we geen tijd meer
hebben voor het heden. Het heden lijkt op een lastig obstakel, dat we
zo snel mogelijk uit de weg moeten ruimen. We reserveren ons geld voor
ondernemingen in de toekomst en hebben te weinig om de nood van vandaag
te leningen. Later wordt alles beter. Wie beschermt ons nog tegen de
tomeloze productiedrift van het bedrijfsleven? Als u nauwelijks een
nieuw apparaat heeft gekocht, van mobieltje tot computer en auto,
vallen de folders van een nog beter apparaat al bij ons in de bus,
loeien de reclamespots ons aan en dwingt voortschrijdende
automatisering, en dus verlies van banen, u en mij om deel te nemen aan
een steeds onpersoonlijk wordende samenleving, van tickets-automaten en
pasje in veelvoud. We zijn de gewillige prooi aan het worden van deze
onverzadigbare hebzucht. De zo geheten commerciële zenders
beloven ons gouden bergen, maar hun programma's bestaan slechts uit
ondebrekingen voor reclameboodschappen. Onze samenleving wordt in
toenemende mate opgevuld met lawaai, door elkaar pratende en niet naar
elkaar luisterende mensen en het zoeken naar zondebokken. Terwijl het
heden schreeuwt om warmte en nabijheid, maar in brand staat door de
ontelbare slachtoffers van een voortrazende wereld, praten we over
betere blusmiddelen in de toekomst. Maar wie het heden verwaarloost
verliest het vermogen om te toeven, te wachten, uit te zien. Daarom
stapelen de geestelijke en lichamelijke kwalen en klachten zich op als
bouwstenen van een zielloze kolos. Dat is geen huis om te wonen en bij
elkaar te toeven. We bouwen als het ware etage op etage, hoger en
hoger, maar aan de fundamenten, die steeds grotere druk moeten
verdragen, doen we niets. Later, zeggen we, als we er geld voor kunnen
vrijmaken!
Onze tijd heeft grote behoefte aan die wachtende
Maria.
Ze staat voor alles, wat wij eigenlijk ook wel willen maar niet doen.
De kerstbomen zijn al binnen en versierd en de kaarsen branden al. Het
heden, de beleving van die prachtige en indringende tijd van de advent,
laten we verdampen. Maar we doen er beter aan de tekenen en woorden van
God in de schoot van onze gemeenschap te behoeden en te koesteren zoals
een vrouw omgaat met de vrucht van haar schoot. Ook wij zijn geroepen
te wachten op God: zie, hier ben ik, tot jouw dienst, God. Ik, wij
willen leven naar jouw Woord. We wachten, bescheiden levend, op jouw
komst.
|
Nachtmis:
Jesaja 9,1-6; Lucas 2,1-14
|
2005,
André Lascaris OP |
Onlangs
was ik op kraamvisite. En toen zei de
jonge
vader tegen mij: niet alleen is vorige week mijn zoon geboren, ook ik
ben toen geboren, als vader. Mijn vrouw werd geboren tot moeder, onze
ouders werden geboren tot grootouders, onze zussen als tantes, mijn
grootmoeder als overgrootmoeder.
Het is waar. Wanneer een kind in de familie geboren wordt, met name het
eerste kind, de eerstgeborene, dan krijgen allen die tot de familie
behoren, en soms zelfs de leden van de vriendenkring, een nieuwe plek,
een andere positie, en daarmee ook een nieuwe taak. Ze ontvangen niet
alleen een andere titel - je wordt oom of tante of vader of moeder -,
ze gaan ook doen wat die titel betekent - althans meestal. De ouders
nemen de verantwoordelijkheid op zich een kind te laten opgroeien. De
grootouders accepteren het kind onvoorwaardelijk en gaan bijvoorbeeld
oppassen wanneer nodig, de tantes en ooms geven cadeautjes, de kleine
neefjes kijken uit naar toekomstige spelletjes. Ze ontvangen allemaal
een andere plaats, rol en taak. Door de geboorte van een kind krijgen
mensen een andere plek in de wereld, in de geschiedenis, in de tijd. Je
wordt zelf geboren tot iemand, je krijgt een plaats, en wordt geroepen
tot een taak. Je krijgt een nieuw belang in de wereld en in het leven.
Bij elke geboorte worden
ook
wij opnieuw geboren. De wereld en de geschiedenis, ons leven krijgen
een nieuw begin. Elk kind is een 'drager van de toekomst', een bron van
creativiteit en van nieuwe hoop, een belofte. Mensen zijn niet
allereerst stervelingen, de zin van hun leven is niet vooruitlopen op
de dood, maar ze zijn bovenal borelingen. Bij hun geboorte zijn ze een
nieuw begin in de wereld. Ze treden de anderen tegemoet als een
vreemdeling en ze stellen aan hun de vraag: maak je ruimte voor me,
waar ga jij nu staan, wat is jouw plaats? Ben je iemand die een juk
oplegt, de zweep gebruikt, kleding bloederig maakt, met laarzen dreunt?
Of iemand die dat alles verbrandt?
We zien in het verhaal
van de
geboorte van Jezus dat mensen een andere plaats krijgen en voor een
keuze worden gesteld. Quirinus, de landvoogd, en keizer Augustus namen
in de maatschappij van toen de hoogste plaats in. Ze worden in het
evangelie gedegradeerd tot een soort decorstukken op het toneel,
achtergrondfiguren, werktuigen, versieringen die dienen om tijd en
plaats te markeren.
Augustus werd in die tijd 'de redder, de verlosser, van de wereld'
genoemd. Zijn boodschappers verkondigden dat hij vrede had gebracht in
de wereld. En op een monument ter zijner ere stond dat 'de geboortedag
van Augustus het begin is van een grote vreugde voor de wereld'. Lucas
wist ervan en gebruikte dit gegeven in zijn verhaal.
Want, de heerlijkheid van God, de aanwezigheid van God, omringt niet
Augustus, maar de herders die tot de meest rauwe mensen en
laaggeplaatsten behoren, door bijna iedereen veracht en op afstand
gehouden. Zij zijn de eersten om het belichaamde woord van God te zien.
Aan hen wordt een grote vreugde verkondigd, bestemd voor heel het
joodse volk en via dit volk voor heel de wereld. Er is een redder
geboren, er gloort licht daar waar duisternis is. Deze redder is niet
keizer Augustus, en verschijnt niet met pracht en praal met de kracht
van wapens, maar verschijnt als een weerloos kind dat verzorging nodig
heeft, liggend in een voederbak. De herders zijn de eersten die de
geboorte van Jezus vieren.
Later zal in het leven van Jezus steeds weer iets dergelijks gebeuren.
Mensen die met hem in aanraking komen, krijgen een andere plaats, een
andere positie, een ander belang in de wereld. Doven, stommen en
blinden, die aan de rand van de gezinnen, dorpen en steden
leefden, en melaatsen
die daaruit verdreven worden, worden opnieuw geboren en krijgen een
nieuwe plek in hun eigen familie en woonplaats in de wereld. Zij die
veracht worden, hoeren en corrupte belastingambtenaren worden geplaatst
aan de kop van de stoet die op weg is naar het koninkrijk van God, de
tijd van vrede en gerechtigheid wanneer Gods aan
de kop van de stoet die op weg is naar het koninkrijk van God, de
tijd van
|
vrede
en gerechtigheid wanneer Gods hoop op ons in vervulling
is gegaan. Zij die zichzelf op de borst kloppen omdat ze in eigen ogen
zo voortreffelijk zijn, worden naar de laatste rijen in de stoet
verwezen. En zij die geweld gebruiken zetten zichzelf buiten spel. Ook
wij worden deze nacht opnieuw geboren, wanneer wij de geboorte van
Jezus vieren, geloven in zijn aanwezigheid hier en nu, en zo zijn
geestkracht te ontvangen. Wij worden geboren tot - wat de bijbel noemt
- 'kind van God' . Misschien spreekt U dit woordgebruik niet aan. Het
klinkt kinderlijk 'kind van God' genoemd te worden. Zeg dan, dat U
geboren wordt tot dochters en zonen van God. Maar U mag er wel even aan
denken dat 'kind van God' daarom zo 'n goed beeld is, omdat een kind
altijd verschijnt als drager van de toekomst. 'Kind van God' worden is
, een nieuw begin worden van vrede en gerechtigheid in de wereld, een
nieuw initiatief om de vrede dichterbij te brengen. Als kind van God
geven we elkaar en vreemden nieuwe hoop.
Als kinderen van God, als Gods zonen en dochters, worden we tevens
allen geboren tot broeders en zusters van elkaar. Ik weet het; er kan
heel wat nijd zijn tussen broers en zussen. Je kunt broer of zus zijn
op de wijze van Kaïn , de moordenaar. Dan ben je echter een
kind van de duisternis, gericht op hetzelfde kwaad najagen en je doet
dezelfde dingen dat doel te bereiken. Maar kinderen van God zijn broers
en zussen die voor elkaar opkomen, verbonden als ze willen zijn met
Jezus.
Hij is bij uitstek zoon en kind van God, omdat in hem meer dan ooit, de
adem van God, het innerlijk leven van God zelf aanwezig is. Hij is
Jezus, d.w.z 'God is redder', hij is Immanuel, 'God met ons'. Hij is
met ons in onze broers en zussen, onze broeders en zusters.
>Kind van God zijn
betekent
telkens opnieuw een begin van vrede en gerechtigheid zijn. Want dat
weten we wel: ons, kinderen van God, is geen succes belooft. Elk jaar
weer gebeuren er de vreselijkste dingen gebeuren, natuurrampen als de
tsumani, de overstromingen in New Orleans, de aardbeving in Kasjmir, en
politieke rampen, zoals terroristische activiteiten en
oorlogshandelingen - ik denk aan Londen, aan Irak, aan de Kongo en
Afghanistan. En daarnaast bewerkt ons eigen handelen soms kleinere of
grotere rampen. We beseffen dat de oplossing van
één probleem een ander probleem schept. Veel van
wat we doen lijkt op niets uit te lopen. Voor onze verlangens naar een
goede plaats, een goed leven voor onszelf en voor iedereen blijkt vaak
geen of weinig ruimte te zijn.
Het evangelie verhaalt al dat Maria en Jozef gedwongen worden op reis
te gaan vanwege de volkstelling die van belang was voor belastingen en
voor militaire doeleinden. En dan is er bovendien geen plaats in de
herberg. Dit zijn tekenen van wat er steeds in het leven van Jezus en
van onszelf gebeurt. Hij komt als het licht in de duisternis, maar de
duisternis weigert contact te maken met het licht. De duisternis
probeert het licht te overmeesteren en lijkt veel succes te hebben. Het
vieren van de geboorte van Jezus maakt ons tot kinderen van God die
licht blijven uitstralen. Telkens opnieuw worden mensen geboren tot
kind van God en maken zij opnieuw, voor de zoveelste keer, een begin
van vrede en gerechtigheid. Zij proberen het juk, de stok, de zweep te
verbrijzelen en de dreunende laarzen en bloedige mantels te verbranden.
De kinderen van God verliezen de moed niet, ook niet, juist niet, in de
nacht..
Wij vieren vannacht de
geboorte
van Jezus. We vieren niet iets uit het verleden. Als wij werkelijk de
geboorte van Jezus vieren, daarmee instemmen en in zijn geestkracht
delen, worden ook wij geboren, geboren tot kind van God, als mensen die
verantwoordelijkheid nemen voor het goede nieuws, de grote vreugde die
de komst van Jezus betekent.
We vieren deze nacht niet alleen de geboorte van Jezus, wij vieren ook
onze geboorte tot kind van God, tot broeder en zuster van elkaar, tot
dragers van toekomst, tot lichten in de duisternis. Zalig Kerstmis!
|
Dagmis:
Johannes 1,1-18
|
25
december 2005, |
Dit
uur niet het en
geboorteverhaal van Lucas maar de proloog van Johannes. Om het unieke
van de persoon van Jezus te tekenen en te beklemtonen beschrijft Lucas
uit-voerig gebeurtenissen rond de geboorte van Jezus, te beginnen met
de verschijning van de engel aan de priester Zacharias en te eindigen
met de terugvinding van twaalf-jarige Jezus in de tempel. Johannes gaat
heel anders te werk. Bij hem geen stal of herberg, geen Maria en Jozef,
geen herders. Niets van dat alles. Om het unieke van Jezus te
beschrijven, zijn ultieme band met God, zijn betekenis voor de wereld
en de volken, zijn universele zending neemt Johannes ons mee naar het
"in den beginne". "In het begin was het woord, het woord was bij God en
het woord was God." Het woord was er toen God de wereld schiep en zei:
Er zij licht. Het woord was er toen God Abraham riep en hem zijn
belofte deed hem te maken tot de vader van vele volken. Het woord was
er toen God Mozes riep vanuit de braamstruik en hem zijn naam bekend
maakte: Ik zal er zijn voor u. Het woord was er, toen het kwam tot de
vele profeten van Israël en zij de godsspraak van de Heer
vertolkte voor het volk. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is
niets ontstaan van wat bestaat. Dit woord is vlees geworden en heeft
onder ons gewoond. Jezus Christus is de Godsspraak van de Heer in eigen
persoon. Wie Mij hoort, hoort de Vader. Zo innig is zijn band met Hem.
Het woord is vlees geworden, staat er. Vlees. En niet: mens geworden.
Ongetwij-feld een heel bewust keuze van Johannes, daarmee aangevend de
eindigheid, tijdelijkheid en broosheid van het menselijk bestaan, zijn
kwetsbaarheid als die van een kind in een tochtige stal. Hoe uniek deze
mens ook is, hij onderscheidt zich niet van ons bestaan. Hij deelt ons
leven zozeer dat zijn unieke grootheid versluierd is en het gebeuren
kan, dat dewereld hem niet
erkend of herkend en de zijnen, tot wie Hij kwam, hem niet hebben
aanvaard. De zijnen, elders door Johannes vaak aangeduid als de Joden
en daarmee weer bedoelend de preciezen, de allesweters, die
|
slechts
een Messias erkennen die beantwoordt aan hun voorstelling. De Joden
waarmee Jezus voortdurend in discussie is, de blinden, die meenden te
zien, de doven, die meenden te horen maar niets hoorden. De tragiek van
het zo totaal menselijke in het bestaan van Jezus is, dat tot op
vandaag het allesomvattend woord niet wordt begrepen, dat zijn geboorte
gevierd wordt met totale negatie van zijn leven; dat mensen liever in
de duisternis op de tast hun weg zoeken dan dat zij het licht, dat hun
redding zou zijn, van harte aanvaarden.
Tegenover de zijnen die hem afwijzen stelt
Johannes
ook een wij: "Wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de
enige Zoon van de Vader." Hier spreekt de gemeente van Johannes, mensen
die uit God geboren zijn, mensen, die in zijn naam geloven, kinderen
van God geworden zijn. Wij, dat zijn wij hier bijeen, wij getuigen
vandaag van zijn grootheid. Mocht het zijn, dat voor u het feest van
Jezus komst overschaduwd is door de velen die hem niet hebben aanvaard,
wellicht uw kinderen en kleinkinderen, mensen die u na aan het hart
liggen. toch is er reden tot vreugde, omdat wij zijn grootheid aan het
licht zien komen in de velen onder ons, die in zijn geest leven en
handelen, delen en liefhebben, hopen en bidden, mensen die ons
inspi-reren, bemoedigen, troosten, met ons oplopen vanuit een diep
geloof, dat Gods Woord hoe dan ook vrucht zal dragen. Het zijn de
mensen die zich niet van de wijs laten brengen door de duisternis in de
wereld, zo verwarrend, zo ontgoochelend maar die blijven vertrouwen op
de belofte, dat God de keer zal brengen en dat Sion juichen mag, Gods
volk, dragers van Gods Blijde Boodschap. Uit zijn overvloed zijn wij
allen met goedheid overstelpt.
Wij vieren de komst van Jezus onder ons met grote dankbaarheid, Hij
heeft onder ons gewoond, ons leven gedeeld, en onze dood. Maar het
woord van in den beginne is niet verstomd noch uitgewist. Na Johannes
de Doper zijn tot op vandaag getuigen opgestaan die hebben getuigd van
zijn licht. Wij mogen in zijn licht gaan. Amen.
|
Nieuwjaar:
Numeri 6,22-27; Lucas 2,16-21
|
1
januari 2006, Antoon Boks OP |
We
vieren vandaag naast het nieuwe Jaar ook nog een feest van Maria als
Moeder van God. Als je dan toch een titel moet hebben, dan is die van
Moeder van God niet de minste.
Maar ondanks de eerste indrukken, moet iedereen wel proberen om een
moeilijke vraag te omzeilen bij het lezen van delen van het Evangelie,
zoals dat van vandaag, waarin Maria naar voren komt, zoals ze is. Wat
is de echte roeping van Maria?
We praten over Maria en halen dan bepaalde dingen naar voren; de
overlevering helpt ons daarbij soms, maar een andere keer helemaal
niet. Maria is zonder twijfel boven al het andere, een persoon die
klaar is voor alles waarvoor God haar voorbereid heeft. Na haar "ja"
tegen God is ze in staat om in haar hart op te bergen, wat ze niet
begrijpt, wat bij haar overstroomt, wat haar verheugt, droevig stemt of
gewoon tegen de draad in is
Vanuit dat standpunt is het niet zo gek, dat we Maria zien als moeder,
maar wat daar op de eerste plaats allemaal onder zit, wat zo goed als
zeker haar roeping kleur geeft is het getuige zijn van haar eigen Zoon.
Bij het begin van het
nieuwe
jaar kunnen we duidelijk zeggen, dat we allemaal vrede willen. Vrede is
veel meer dan het afwezig zijn van oorlog. Laten we voor het gemak
zeggen, dat er twee soorten oorlog in de wereld zijn.
1) Er zijn grote en
verwoestende oorlogen waarin we niet meteen betrokken zijn. Vele
voorbeelden zijn bekend en helaas zijn er ook een hele hoop niet
bekend. Ondanks min of meer edele vooronderstellingen maakt het brute
botsen van wapenen een eind aan culturen, maatschappijen en wat nog
erger is aan menselijke levens, die in de meerderheid van de gevallen
onschuldig zijn.
Dan kunnen we bidden. Soms is het een opstandige schreeuw tegen God en
al wat er gebeurt in de wereld, maar laten we eerlijk zijn: het is een
zoeken naar troost, een noodzaak om met de slachtoffers mee te leven,
het verlangen, dat er iets zal veranderen in het hart van al die mensen
die in feite beulen zijn.
2) Maar er is ook een andere soort oorlog. Op kleiner niveau zijn er
huiselijke twisten, of twisten op ons werk, op school; ze zijn
kleiner… maar laten we eerlijk zijn in die oorlog nemen we
vaak direct deel.
Gelukkig rijd ik niet zo vaak in een auto, maar in bepaalde T.V.-
programma's zie ik hoe mensen op de weg soms moordenaars zijn aan het
stuurwiel. Door niet te
|
Gelukkig
rijd ik niet zo vaak in een auto, maar in bepaalde T.V.-
programma's zie ik hoe mensen op de weg soms moordenaars zijn aan het
stuurwiel. Door niet te stoppen voor een verkeerslicht, door veel
sneller een paar kilometer af te leggen over asfalt, laten we heel wat
kracht, agressiviteit en geweld zien.
Op hoeveel andere momenten van ons leven gebeurt hetzelfde? In onze
huizen, onze werkplaatsen, met degenen, die we helemaal vertrouwen maar
ook in wie we helemaal geen vertrouwen hebben.
Ook bij het zoeken naar deze vrede is het goed om te bidden. Het is
beter, dat dit een gebed vooraf is en niet alleen achteraf.
Systematisch de vrede van God zoeken in ons leven, die overwegen en
weten, dat die naar boven komt uit het diepste van onze ziel, dat mogen
we elkaar toewensen. Want we geloven, dat God aan onze kant
staat… Dan weten we ook dat we van harte ver weg moeten
blijven van alle soorten van geweld.
We doen echt "als Maria", wanneer we al wat we niet meteen kunnen
begrijpen opnemen in ons hart en er later over nadenken. Wie weet, als
we allemaal een einde maken aan die tweede vorm van oorlog in ons
leven, dan komen we misschien eens bij een einde van die grote oorlogen.
Vandaag is het de eerste
dag
van het nieuwe jaar, al zijn we wat het liturgische jaar betreft al
meer dan een maand bezig.
Hoeveel plannen hebben we voor dit nieuwe jaar, goede voornemens: ik
las in de kranten, dat afvallen heel belangrijk was, ophouden met
roken, een gezonder leven leiden en nog veel meer dingen. Een aantal
zal werkelijkheid worden, de meeste ervan zal plaveisel zijn op de weg
naar de hel.
Uit geloofsoogpunt is er nog heel wat te doen in het nieuwe jaar: we
zijn geroepen net als Maria om getuigen te zijn van haar Zoon en te
zoeken naar vrede, de vrede van God in ons leven.
Er is een mogelijkheid net als bij die andere voornemens, dat we het
niet zullen bereiken. Maar het belangrijkste is om het te proberen op
een eerlijke manier en ons ervoor klaar te maken. Om dat te bereiken
hebben we die zegen nodig, die we hoorden in de lezing van het boek
Numeri:
"Moge de HEER u zegenen en u beschermen, moge de HEER zijn licht over u
laten schijnen en u genadig zijn, moge de HEER u zijn gelaat toewenden
en u vrede geven." Maar we kunnen het ook met andere woorden zeggen:
Zalig Nieuwjaar
|
Openbaring
van de Heer: Jesaja 60,1-6; Matteus 2,1-12
|
8
januari 2006, Ernst Marijnissen OP |
De
volksmond zegt dat het vandaag het feest van
driekoningen is. Zo worden ze meestal uitgebeeld of afgeschilderd. Het
evangelie noemt ze echter magiërs. Je kunt daarbij denken aan
'wijze mensen', die op vele gebieden zijn onderlegd. Bedreven in vele
kunsten. Driekoningen is een feest, waarop we onze fantasie kunnen
botvieren en dat is dan ook in de loop van eeuwen veelvuldig gedaan.
Het bijbelverhaal, dat we zojuist hebben beluisterd, verdwijnt daardoor
wel erg naar de achtergrond. Wat overblijft is een kerkelijk feest, dat
je viert of niet viert, het duurt één dag en dan
is alles voorbij. En zo gaat dat met vele kerkelijke feesten. We horen
bepaalde verhalen uit de Schriften, besteden daar in vieringen en een
zondagse feestdag aandacht aan, en gaan dan over tot iets anders. Wij
zien daarbij één ding over het hoofd. De bijbelse
verhalen zijn niet geschreven voor bepaalde hoogtijdagen. Sterker nog:
daar hebben die verhalen geen weet van. De bijbelse verhalen zijn
lessen voor het leven van elke dag. Dus niet zo af en toe, maar dag in
dag uit, vierentwintig uur per dag. Daarom vragen we ons deze morgen
twee dingen af. Wat wil Matheus ons leren én wat betekent
dat voor ons dagelijks leven? Nog anders gezegd: wat doen we ermee?
Ik zeg met enige nadruk: wat wil Matteus ons leren! Er bestaat namelijk
geen evangelie van Jezus. Jezus heeft geen evangelie geschreven, zelfs
niet verkondigd. Hij is rondgetrokken, heeft onderricht gegeven over de
betekenis van de Schrift voor ons dagelijks leven en heeft mensen de
weg gewezen die tot vrede en verzoening leidt tussen mensen en tussen
de mens en God. Hij heeft licht geworpen op de betekenis van het leven
zelf en de bestemming van de mens. En hij heeft dat gedaan als een
oprecht Jood, die staat in de eerbiedwekkende traditie van het bijbelse
Israël. Zijn woorden kregen het karakter van een blijde
boodschap, niet in de eerste plaats als een geschreven manifest, maar
verteld en voorgeleefd tot in zijn uiterste consequenties. Maar
Matteus, en met hem nog drie andere, hebben het geloof, dat Jezus in
hem heeft gewekt, opgetekend in de vorm van een getuigenis. Zij zeggen
ons: Jezus is de gezalfde van God. Hij is de Messias, de Christus.
Evangelie van onze heer Jezus Messias … En Markus voegt daar
nog aan toe: zoon van God. Ik vat zijn boodschap kort samen: Jezus
Messias is waarlijk beeld en gelijkenis van God, zoals in het
scheppingsverhaal staat geschreven. Wie hem ziet ziet dus de Vader. Hij
gelijkt of….hij is sprekend God, die hij zijn vader noemt.
Hij is de zoon bij uitstek, de eerstgeborene van ons allen als kind en
beeld van God. Wil je weten hoe God zich de mens voorstelt, zie dan
naar Jezus Christus. Wil je weten wat vrede tussen mensen, oprecht
handelen en omgaan met God werkelijk betekent, zie dan naar Jezus
Christus. Hij is het licht en de weg en de betrouwbaarheid van
God. Wil je
temidden van machtsstrijd, geweld, eindeloze regelgeving, fanatisme en
religieuze naijver de zin van jouw leven ontwaren, zie dan naar Jezus
Christus. Hij is de ster van Juda, dat wil zeggen: hij is alles wat het
volk van God moet zijn, in hart en nieren, volslagen
|
betrouwbaar.
Wil je weten hoe God zich de mens voorstelt, zie dan naar Jezus
Christus. Wil je weten wat vrede tussen mensen, oprecht handelen en
omgaan met God werkelijk betekent, zie dan naar Jezus Christus. Hij is
het licht en de weg en de betrouwbaarheid van God. Wil je temidden van
machtsstrijd, geweld, eindeloze regelgeving, fanatisme en religieuze
naijver de zin van jouw leven ontwaren, zie dan naar Jezus Christus.
Hij is de ster van Juda, dat wil zeggen: hij is alles wat het volk van
God moet zijn, in hart en nieren, volslagen betrouwbaar.Zo zijn we
bijna ongemerkt aangekomen bij de tweede vraag: wat betekent het
verhaal van de drie magiërs voor ons, voor mij? Drie mensen
zijn op zoek naar de zin en de inhoud van het en van hun leven. Ze
komen uit het oosten, waar het licht het eerst opgaat. Ze zijn dus van
goede wil, en wie van goede wil is zal een teken van licht ontvangen
als het gaat om de zoektocht naar de oprechte menslievendheid. Zij
zoeken binnen de dagelijkse gebeurtenissen, waarin ze terecht komen. Ze
gaan te rade bij de Herodes, dat wil zeggen bij de overheid, de
wetgever, de regelaar. Die raken verontrust zodra blijkt dat jij de
mens en zijn welzijn vóór alles stelt, dus
vóór de afgod van de economie, de vooruitgang van
wetenschap en techniek. Ze gaan je gevaarlijk vinden voor de staat en
het bedrijfsleven, omdat je wilt afzien van de verkwisting van milieu
en grondstoffen, omdat je kiest voor levensechte en nabije communicatie
en niet de kunstmatige middels vele soorten van vernuftige artikelen.
Maar het zijn niet alleen zij, die verontrust of verstoord raken. Ook
de bestuurders en geleerden van de religie kijken je wantrouwig aan. Op
jouw vraag naar menslievendheid en zuivere dienstbaarheid halen zij hun
bibliotheken overhoop. Ze hebben dikke boeken tot hun beschikking,
dogma's, rituelen, geboden. Ze zeggen veel, heel veel tegen je, maar je
krijgt geen antwoord op,jouw eenvoudige vraag. Dus raak je eerst
teleurgesteld en denkt: wat nu? Maar… je komt uit het
oosten, je zoekt het licht. Zelfs als het nog duisterder is dan
voorheen na al die adviezen van kerk en wereld, toch geef je het zoeken
niet op. En daar gaat het om! Geef het nooit op. Want terwijl je met de
paar mensen, die met je mee trekken, opnieuw het duister ingaat zal de
ster weer opdoemen. Het verhaal vertelt niet op welk moment precies, of
onder welke omstandigheden, maar wel dát het je zal
overkomen. Die ster, dat licht, zal je onherroepelijk voeren naar je
doel. Wat je aantreft kan geen overheid je leren en geen religieuze
organisatie je verkondigen. Je komt uit bij de absolute puurheid, de
volkomen weerloosheid, de totale overgave. Je ontmoet drie mensen, die
in liefde zijn verenigd. Die liefde hoedt het kwetsbare en prille van
ons leven. Drie, want dat is de bijbelse boodschap: het lijkt
onmogelijk, in deze wereld. Het is letterlijk wereldschokkend. Dat wel,
ja, maar bij God is niets onmogelijk. Liefde en behoedzaamheid, zorg en
herderschap. Als je dát hebt gezien keer je
natúúrlijk langs een andere weg terug. Je bent
eindelijk thuisgekomen.
|
Doop
van de Heer: 1 Samuel 3,3b-19; Johannes 1,35-42
|
15
januari 2006, André Lascaris OP |
Weet
U nog het moment waarop U dacht: 'ja, nu, ben
ik
volwassen'? Of als je jong bent, heb je enig idee wanneer dat moment
zal aanbreken? Is het je eindexamen? Was het toen je je eerste baan
kreeg, je huwde, je eerste kind kreeg? Voor iedereen is dat moment
anders. Vaak weten we alleen wanneer we terugkijken: 'ja, in die tijd
werd ik volwassen, toen kreeg ik mijn rol, mijn taak in het leven'.
Wij vieren vandaag dat Jezus in het openbaar begint op te treden. We
weten niets over de feitelijke gang van zaken. Belangrijker is dat
Marcus aangeeft wat in zijn visie het verschijnen van Jezus op het
toneel van de geschiedenis betekent. Het begin van het optreden van
Jezus is dat hij iets ondergaat, iets ontvangt, niet dat hij iets doet.
Voor dit ontvangen gebruikt Marcus zes beelden. Voor zijn ze ons niet
alle even duidelijk.
1] Jezus gaat het water in komt weer omhoog. Dit herinnert ons aan
Mozes en aan het verhaal van de uittocht van het volk uit Egypte naar
de vrijheid toe. Jezus is een mens die staat in de traditie van bevrijd
worden uit alles wat iemand tot slaaf maakt. Hij maakt deel uit van een
bevrijdingsbeweging.
2] De hemel scheurt open: de geslotenheid van de aarde en de tijd wordt
tenietgedaan. De scheidingswand tussen God en mens scheurt. Jezus zal
meerdere grenzen doorbreken. Hij zal (Jes vv. 6-7) blinden doen zien,
gevangenen bevrijden, een licht zijn voor alle volken.
3] Jezus ontvangt de Geest, de Adem van God, waarmee God volgens Gen 2,
7 de mens levend maakt. De Geest, de Adem van God, schept verbondenheid
tussen God en mens, en tussen mens en mens. En wel zo dat iedereen tot
zijn/haar recht komt (Jes, v. 1). Jezus zal leven geven aan mensen,
zich met hen verbinden op leven en dood.
4] De Geest daalt over hem neer zoals een duif. Niet dus zoals een
roofvogel of een ander roofdier. Vele landen hebben en wapenschild met
een roofdier erop: Nederland een leeuw, Duitsland een (dikke) arend.
Huissen een 'kraonige swaon' - de zwaan is geen roofdier, maar blijf
maar uit zijn buurt! Als Israël toen een wapenschild had
gehad, had er een duif opgestaan. Het is het beeld van een dier waarop
de prooidieren jacht maken. Jezus zal (Jes vv 2,3) het
geknakte riet niet
breken, de
kwijnende vlam niet doven, hij zal een man van trouw en vrede zijn.
5] Dan is er de stem die hem 'mijn zoon' noemt. De zoon van God - dat
is eigenlijk
|
heel
het joodse volk, en met name de koning als zijn
herder en hoeder. De zoon is altijd de vertegenwoordiger van zijn
vader; de Zoon spreekt namen de vader. Jezus vertegenwoordigt God -
'wie mij heeft gezien, heeft de vader gezien', zegt Jezus. (Joh 14, 9)
6] Tenslotte: 'geliefde'. Dat woord wordt in het Oude Testament alleen
van Isaak gezegd, die door Abraham op een altaar wordt gelegd om
geofferd te worden, maar dan wordt Abraham tegengehouden: Isaak
verrijst als 't ware uit de dood. Zo zal het ook met Jezus gaan: hij
zal door zijn omgeving worden opgeofferd om de onderlinge relaties goed
te houden. Jezus gaat echter door de dood heen naar het leven.
De meesten van ons, zo niet allen, zijn gedoopt. Meestal hebben we
daarover geen zeggingschap gehad. Hebben we onze doop later bevestigd?
Dan moet op dat moment ons iets aangereikt zijn dat leek op de doop in
de Jordaan. We kunnen dat moment misschien niet eens aangeven, maar we
leven ernaar. Niet dat we iets gedaan hebben, maar er is ons iets
overkomen. Jezus heeft ons gedoopt met zijn Geest, zijn Adem.
Ook wij zijn geplaatst in die traditie van bevrijding: we zijn mensen
die voor zichzelf en elkaar naar echte vrijheid zoeken, die altijd
gepaard gaat met het dragen van verantwoordelijkheid.
We hebben een weg, toegang, gevonden: de toekomst is niet een dichte
muur en God is niet onbereikbaar daarachter. De muur is gevallen
We leven uit dezelfde Geestkracht waaruit Jezus leefde.
Wij hebben hopelijk geen behoefte meer aan geweld: we gaan weerbaar,
maar geweldloos door het leven.
Ook tot ons wordt gezegd dat wij beeld en vertegenwoordiger, kind,
zoon, dochter zijn van God en dat God van ons houdt.
Vanuit die belofte durven we de wereld aan. We durven
verantwoordelijkheid te dragen voor onszelf en voor anderen. In die zin
zijn we vrije en volwassen mensen, mensen van bevrijding, mensen die
leven geven, en zich aan anderen durven binden. We zijn dan geen
roofdieren - wat is Uw wapenschild? We zijn ongevaarlijk als een duif..
En zo kunnen we in de kakofonie van herrie een stem zijn, naast andere
stemmen, een stem die zegt: leef vanuit God en word heel.
|
Bruiloft
van Kana: Jesaja 62,1-5; Johannes 2,1-12
|
22
januair 2006, Paul Minke OP |
Ik
vermoed, dat ik aan de normale spreektijd ruimschoots tekort kom,
als ik alle plaatsen uit de bijbel zou citeren, waarin sprake is van de
derde dag. Te beginnen met de derde dag van de schepping in het genesis
tot de derde dag waarop Jezus is verrezen uit het graf, uit de doden.
De der-de dag is niet zomaar een dag. Daarmee is niet de dinsdag
bedoeld. De derde dag is de dag waarop de dingen gebeuren, een dag van
iets heel nieuws. Een voorbeeld. Het was op de derde dag, dat God een
verbond sloot met het volk, daar op de berg Sinai in de woestijn, en
het de tien woorden gaf om naar te leven. Dat verbond was niets anders
dan een lief-desverbond tussen God en het volk, waaraan beiden, God en
het volk, hun trouw jegens elkaar uitspraken.
Op de derde dag had een bruiloft plaats te Kana. Er staat wat te
gebeuren. Bruid en bruidegom worden niet genoemd. Het lijkt er niet toe
te doen. Maar niets is minder waar. Ik haalde niet voor niets zo even
een voorbeeld aan. Bruid en bruidegom, die hier met elkaar een
liefdesverbond aangaan roepen herinneringen op aan dat andere verbond
tussen God en zijn volk. Een verbond, dat veel aan kracht, aan geur en
smaak heeft ingeboet, een verbond dat zijn glans heeft verloren en het
volk verkommerde. Een volk, dat Jesaja de "Verlatene" noemt en het land
"Woestenij". Het vermoeden groeit ten aanzien van wat hier gebeuren
gaat.
De wijn raakt op. Een grotere ramp op een bruilof is nauwelijks
denkbaar. Geen feest zonder wijn. Wijn roept beelden op van vreugde en
hartelijk-heid. Wijn verbroedert en schept een sfeer van vrede en
warmte en gene-genheid Wijn doen denken aan een leven in een andere
wereld, zorgeloos en vrij, waarin mensen in vrede en harmonie met
elkaar leven, met elkaar begaan. Een feest zonder wijn is als een
bruiloft zonder liefde. Het kent geen vreugde. Zo was het ook het geval
met het liefdesverbond tussen God en het volk. Wie redt het feest? Wie
redt het verbond? Wie neemt het op voor God en Volk? Wie maakt dat het
volk niet langer een "Verlatene" is en het land een "Woestenij"?
De moeder van Jezus sprak Jezus aan: "Ze hebben geen wijn meer." Ze:
bruid en bruidegom. Het leven is uit het feest, het leven is uit het
Verbond. Door haar tussenkomst staat er nu wat te gebeuren. Zij heeft
het veroor-zaakt. Wat Jezus'antwoord "Mijn tijd is nog niet gekomen"
ook moge bete-kenen, het weerhoudt de vrouw niet om tegen de bedienden
te zeggen: Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is. Dat "doe maar"
doet weer denken
|
aan
het antwoord van het
volk
na Gods woorden bij de Sinai ge-hoord te hebben: Eenstemmig gaf het
volk ten antwoord: Alles wat Jah-weh zegt, zullen wij doen. Op 't woord
van Maria zegt Jezus: "Vul de krui-ken met water, schep er nu wat uit
en breng dat naar de ceremoniemeester." Aldus deden ze. De
overstelpende hoeveel water blijkt wijn te zijn, een uitstekende wijn,
die het hart opnieuw met vreugde vervult, het leven weer teruggeeft. De
bruiloft is gered, bruid en bruidegom zijn voor de schande bespaard. De
toekomst ligt weer voor hen open. Het feest gaat door, kent geen einde,
want er is nu zo'n overvloed aan wijn, dat deze niet opraken kan. Maar
daarmee is het verhaal nog niet af, het gebeurde nog niet verteld. Dit
is wat uiteindelijk op de derde dag gebeurde. Er staat: Zo maakte Jezus
een begin met de tekenen en openbaarde zijn heerlijkheid. Wat is de
betekenis van dit eerste teken? Wat betekent het wijnwonder? Ik voor
mij kan het niet anders zien dan dat Jezus door dit teken wil laten
zien, horen en proeven, dat Hij tot ons allen gekomen is om het
liefdes-verbond tussen God en het volk, tussen God en mensen te
herstellen, en ons wil binnenvoeren in Zijn Rijk van vrede en liefde
waar het leven naar wijn smaakt en niet meer zo smakeloos is als water.
Het moest wel een bruiloft zijn waarin Jezus van zich wilde laten
spreken, Het moest wel een bruiloft zijn, waarin Jezus God tot spreken
brengt. God is liefde, zo luidt kort en krachtig Johannes' omschrijving
van God en waar kan je daarvan beter getuigen dan op een bruiloft? Het
teken was zo over-tuigend, dat zijn leerlingen, onze voorgangers op
wiens getuigenis wij ge-loven, in Hem geloofden, Hem trouw toezegden.
Als het ware zeggen zij op hun beurt zoals eens de Israëlieten
bij de Sinai: Alles wat Gij zegt en doet, wij zullen u daarin volgen.
De grondintentie van Jezus was en is: Gods liefde aan ons openbaren.
Het is goed dit vast te houden als je wellicht meer het idee zou hebben
dat de kerk meer een Verlatene is en de wereld meer een Woestenij is.
Toch. Het perspectief blijft: Gij zult heten Mijn Welbehagen en uw
land: Gehuw-de. Het perspectief blijft: Het Rijk Gods van vrede en
gerechtigheid, waarin God en mens in harmonie leven in grote vreugde.
En wat onze bijdrage kan zijn: als de bedienden de wijn rondschenken,
geïnspireerd door het woord van Maria: Doet wat Hij u zeggen
zal, d.w.z.: getuigen van ons ge-loven, dat het leven geen doodlopende
weg is dat je bent opgenomen in een liefdesverbond, waaraan God trouw
is. Jijzelf en ook de man of vrouw, die nu naast je zit in de kapel,
ook hij of zij met wie je leeft en werkt, en die je dagelijks ontmoet,
ook mensen van wie je houdt en mensen aan wie je een afkeer hebt,
mensen die je weldoen en mensen die van je profiteren. Allen niettemin
bruiloftsgasten, genodigd op de bruiloft van God met de mensen. Dit is
wat er gebeurde te Kana in Galilea … op de derde dag. Amen.
|
|