Eerste Zondag van de Advent:
Jesaja 63, 16 – 64,8; Marcus 13, 33-37
Waarschijnlijk kent u het uit eigen ervaring of kent u de
verhalen: als je kleine kinderen naar bed brengt, zit je vast aan
rituelen! Als je ‘het verkeerd’ doet, in een andere volgorde of je
slaat iets over…….dan kan het gebeuren dat het hele slaappatroon
ontregeld raakt (en wie wil dat op zijn/haar geweten hebben…..) In
ieder gezin kan het een eigen volgorde of gewoonte hebben maar het
ligt wel vast: bv. eerst tandenpoetsen, verhaaltje voorlezen,
liedje zingen – misschien een klein gebedje of een kruisje op het
voorhoofd, deur op een bepaalde stand, lamp uit of aan. Als het
maar gebeurt zoals het kind het gewend is. En ook wij volwassenen
hebben vaak zo onze eigen riten en gewoonten door de dag heen. Aan
het begin van de Advent worden we weer meegenomen in al die
rituelen, symbolen die onze kerk, die ons geloof zo rijk is. De
Adventskrans, de liederen, de kaarsen, de kleuren, de verhalen en
de Bijbellezingen.
Een profeet als Jesaja schrikt er niet voor terug mensen te
choqueren. Hij wil mensen wakker schudden: waar zijn we nu mee
bezig? Welk leven willen wij leiden? Wij hebben ons allemaal
verontreinigd, heel onze gerechtigheid is bevlekt, wij zijn als
verwelkte bladeren! Maar hij zegt ook: U bent toch onze Vader? U
heet van oudsher onze Verlosser? U bent als een vuur dat dorre
twijgen in vlam zet. Heer, wees niet al te vertoornd, zie op ons
neer, wij zijn allen uw volk. Een vuur dat verbrandt maar ook
reinigt. Deze hartenkreet van Jesaja moet toch van alles in ons
wakker maken. De pijnlijke breuk tussen ouder en kind is het beeld
dat Jesaja gebruikt om tijdgenoten en ons bij de les te houden:
waakzaam te zijn. Kinderen beseffen dat vader alle reden heeft om
boos te zijn. Zij aanvaarden de huidige situatie als een terechte
straf maar durven hun vader ook te vragen niet altijd boos te
blijven. De liefde van ouders gaat meestal over alle grenzen heen.
Zij kunnen vaak over hun eigen schaduw heen stappen want zij
willen altijd dat het ‘goed’ komt met hun kinderen. Oneindige
liefde!! Net als God!! De trouw en de liefde van God is zo groot
dat het gekwetste Israël kan helen. Deze God wil ondanks alles hun
Vader blijven. Dit hartstochtelijke verlangen naar liefde en
geborgenheid, naar recht, veiligheid, orde en heil is van alle
tijd.
De Evangelist Marcus schrijft zijn Evangelie na de verwoesting van
de tempel. De wereld van de Joden was ingestort. Als je eigen
persoonlijke wereld is ingestort, lijkt het alsof het met de hele
wereld niet meer goed komt. In hoofdstuk 13 komt de eindtijd op
verschillende manieren ter sprake. Het zijn verhalen voorafgaand
aan de laatste week van het leven van Jezus. Hoofdstuk 14 begint
met ‘twee dagen later zou het Pasen zijn’…. Toen Marcus zijn
Evangelie schreef leefde men in de verwachting